woensdag 24 augustus 2011

De daad

1960. Vogels kunnen vliegen. De meeste dan. Dat is bijzonder handig en aangenaam als je een vogel bent. Je beschikt standaard over een helikopterview waar managers alleen maar van dromen en je kunt hippen waar je wilt. In Italië moet je even oppassen dat je niet dampend tussen de pasta belandt en voor roofvogels en de kat moet je wel uitkijken. Maar verder ben je als vogel zo vrij als jezelf. Als kind sprak ik met vogeltjes. Ik vond ze lief en grappig. Vogeltjes kwamen naar mij toe gedwarreld als ik op straat liep en verstonden wat ik zachtjes tegen ze fluisterde. Tenminste, dat dacht ik en dat voelde goed. Vogeltjes, zo vonden mijn ouders, waren ook een beter alternatief voor het meurende troebele aquarium met guppies en maanvissen van mijn broer. Zo nu en dan kwam er een verdronken visje boven drijven dat was gestopt met zwemmen. Ontbinden kon hij nog wel. En dat allemaal in een piepklein jongenskamertje met stapelbed in de Amsterdamse Freek Oxstraat 22". Het werden vogeltjes. Mijn vader kwam op een dag met een mooie vogelkooi aanzetten. Gekregen van een klant. Mijn broer mocht vogeltjes uitzoeken, want ze waren tenslotte voor hem. Bij de dierenwinkel op de Slotermeerlaan, tussen Slotania en de paardenslager, koos hij voor een Napoleonnetje, zebravinkjes, tijgervinkjes en een sijs. Ik hield van vogeltjes en beschouwde ze als vriendjes. Groot dilemma. Ik kwam als tienjarig knulletje in geestelijke nood. Onhoorbaar voor de rest van de familie bood ik de kwetteraars mijn excuses aan voor hun gevangenschap. Zielig was het. Zes prachtige vriendjes hipten van hun stokje in het witte zilverzand, knabbelden wat zaadjes uit het bakje, floten een droevig deuntje en dronken wat. Dag in dag uit. Behalve ’s nachts, dan ging er een doek over de kooi. Daarvoor waren ze natuurlijk geen vogels geworden. Vogels moeten buiten fladderen. Het was een grote sterfhuisconstructie. Het knaagde écht aan me. Mijn vrienden en kennissen dichten mij dierenhaat toe, maar het ligt absoluut genuanceerder. Ik vind nog steeds dat mensen mensen zijn en beesten beesten. Wij wonen hier en zij graag ergens anders. Dat is geen haat, dat is (dieren)liefde. 

Het was woensdagmiddag en warm. Graadje of dertig, strak blauwe hemel. Verlaten straten omdat bijna iedereen in de Sloterplas en het Jan van Galenbad dobberde. Toen deed ik het. Ik pakte de kooi en tilde hem voorzichtig op de vensterbank. Onder begeleiding van zachte geruststellende woordjes opende ik het getraliede deurtje aan de voorkant en tikte aan de achterkant mijn broers’ levende have voorzichtig naar de vrijheid. Dertig graden is een puik temperatuurtje voor tropische vogeltjes. Met een beetje geluk redden ze het. En die valk of sperwer? Tsja. That's life vriend en nou niet zeuren. Je bent een vrije vogel en géén gevangene, en dat is altijd beter. Broer niet blij. Ik wel. Nog steeds.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten