zaterdag 30 juli 2011

Incendio las cremas

Zonnesteek. Renée, onze dochter, is terug van vakantie en voelt zich zo slap als een vaatdoek. Ze was bang dat ze doodging. Echt! Een paar dagen voor ik haar zou ophalen van Schiphol belde ze met een piepklein stemmetje vanuit Rimini op. Ik ken dat stemmetje van te lange logeerpartijtjes en ons missen. 'Haai vader...' Pauze. '...Het gaat niet goed met me...'. Dat had ik al gehoord. Ik krijg visioenen van wat er allemaal zou kunnen gebeuren. 'Is Romy bij je?', informeer ik. 'Ja...ik heb een zonnesteek!', piept ze flets. Italië is hartstikke leuk om de beesten uit te hangen en met de lossigheid van het vakantiegevoel is het goed en succesvol ragazzi scoren. Maar ben je ziek, dan verander je als negentienjarig brutaaltje opeens in een kwetsbaar kind dat getroost wil worden. De dokter was gelukkig al geweest en de diagnose was gesteld en vertaald door haar nicht Romy. Uit de zon blijven, rustig aan doen en veel (water en sapjes) drinken. Een zonnesteek. Dat valt mee, stel ik mijzelf in een terzijde gerust. Ik hang de telefoon op en vertel het verhaal tegen Gitta. Even googelen op zonnesteek. Ik schrik me dood. Het is een godswonder dat ze nog leeft want een mens kan daar verschrikkelijk aan dood gaan. Je thermostaat blijft als het ware hangen omdat je besturingssoftware verkeerde, oververhitte informatie krijgt en uitzendt, je hersenen zijn ongeveer aan de kook gebracht en je kan aanvallen verwachten vanuit de epileptische hoek. Slik. Ik krijg het opeens met terugwerkende kracht Italiaans benauwd. Och jee, en ik heb nog wel zo luchtigjes gereageerd. 'Ach, wat rot voor je, en nu?' Ze was op vakantie met haar half Italiaanse nicht en het Italiaans is geen probleem. Romy had zich met haar achttien lentes beresterk getoond maar was, hoorden we achteraf, heel bang geweest dat haar nicht de pijp uit zou gaan. Hoeraatje voor Romy! Het gaat nu weer helemaal top met onze mop. Even een zijsprongetje. Heb je de foto hierboven gezien? Kleine associatie van deze kant. Die woordenboekjes van Lilliput die herkennen alle jongetjes en meisjes van onze leeftijd nog wel. Ze staan hier nog in de kast. Handig op vakantie. 1972? Toen mijn vrouw en ik net in de twintig waren gingen we voor het eerst samen op vakantie. Naar Spanje. We deden van alles. Liefde, dansen, liefde, lekker eten, liefde, drinken en uitslapen op het strand. Hartstikke verbrand was Gitta. De vellen hingen erbij. Dus wij gingen in de Nederlands-Spaanse Lilliput op zoek naar het Spaanse brandzalf. Wel brand en zalf gevonden, maar geen brandzalf. 'Signor, una incendio las cremas por favor!' We deden ook maar wat. De man in de winkel keek ons met een vragend scheef hoofd, verward aan. Het klonk vreselijk Spaans maar er zat geen woord flamenco bij. Zoals Manuel uit Fawlty Towers kan kijken, zo keek hij. Daar werd hard gewerkt onder het Spaanse afdakje. 'Una incendio?...Aaah!', glimlachte hij breed, terwijl hij zijn wijsvinger in de lucht stak. Hij vertrok naar achteren om even later triomfantelijk met een doosje lucifers voor de dag te komen. 'Aquí tiene', zei Manuel met blije opgetrokken wenkbrauwen... Je kan veel beter een Italiaans sprekende nicht bij je hebben. 

woensdag 20 juli 2011

De P. van pepermunt

Met een goede vriendin en waarschijnlijk met nog enkele miljoenen liefhebbers van Heinz Hermann Polzer, alias Drs. P., deel ik de liefde voor zijn teksten. Met mijn vriendin gieren we om dit mooie zotte versje. Is het een gedicht? Het zegt veel over de krankzinnige tekstuele invallen van Drs. P. Heerlijke nonsens. Ik heb hem ooit in het Amsterdamse Odeon zien en horen optreden. Om nooit meer te vergeten. Hoe zou het met de goede man zijn? De fantastische foto komt van Nova TV. De fotograaf zou ik graag vermelden.

Mijn oom die langs de huizen liep
En rollen pepermunt verkiep
Verdiende goed; het lukte trouwens
Ook aardig in kantoorgebouwens 

donderdag 14 juli 2011

Aufgeräumter Hund

Bloemendaal. Ik heb niks tegen honden. Nou ja, een beetje. Vroeger was ik als de dood voor deze kwispelende mensenvriend. Dat heb ik van mijn vader. Als ik vroeger aan zijn hand op straat liep dan werd hij geregeld onrustig. Hij hield in met lopen en begon als een duif om zich heen te kijken om een taxatie te maken voor een vluchtroute. Meestal kwam dat door een tegemoetkomende hond. Een tegenblaffer, zullen we maar zeggen. Hij omklemde mijn hand nog steviger en trok me zonder aarzeling naar de overkant van de straat. Verder zei hij niets, maar voor een sensitief kereltje als ik ben was de boodschap helder. Honden, daar moet je bang  voor zijn. Toen Gitta en ik in de Amsterdamse Dusartstraat woonden bevond zich naast slagerij Ebbers een sigarenwinkel. In die winkel sjouwde een vriendelijke loslopende bouvier van een kleine drie meter hoog. Een echte kindervriend. De hele Pijp was gek met hem. Alle jongens en meisjes uit de straat mochten op zijn rug zitten, trokken aan zijn gecoupeerde oren en staken lachend hun hand in zijn bek. Een speelgoedbeest. Maar kwam ik nietsvermoedend met een onsje Amsterdamse pekel in mijn hand langsgelopen, dan kwam mijnheer luidblaffend en grommend zo'n beetje door de winkelruit heen en werd hij door een 'ik-begrijp-er-helemaal-niets-van-winkelier' tot de orde geroepen. Als ik van avondschool kwam en ik zag een heel klein loslopend hondje dat werd uitgelaten, dan bleef ik met ingehouden adem in de auto zitten. Ik was een held. Nu is dat anders dankzij de honden (vizla's) van onze vrienden en door de superslimme ondeugende Flip (tekkel). Van Flip hou ik zelfs een beetje. Ik heb hem van de week met enige schaamte uitgelaten in het Wilhelminapark in Utrecht en mijn hoofd afgewend toen hij moest poepen. Bang ben ik niet meer, maar honden zijn wel een beetje vies. Vind ik. Een wezen dat zich wast door aan zijn pik en kont te likken, mag dan in de beleving van de hondenliefhebber een schone hond zijn; ik heb daar wat moeite mee. Als ik dat zou doen lig ik binnen een uur vastgebonden in een gesloten inrichting. Op het strand van Bloemendaal stond ik deze week oog in oog met een 'Honden-halte'. Honden-halte??? Ja, een honden-halte. Nee hè?  Geen bus te zien. 'Opruimzakjes Voor De Hond' staat er in het gele kwadrant. Mijn hart huppelde van blijdschap. Voor een hondenhater - zeker als je het hebt over hondvrije stranden - is dit een fijne en grote boodschap. Het is ook maar hoe je opruimzakjes leest. Ik wil het niet anders begrijpen. Onze Duitse buren op het strand hadden de rood-witte ronde verbodsborden met de afgebeelde hond in het midden ook niet begrepen. Op dit Stück Strand kein Hund, Schwanzlul! In een onbewaakt ogenblik hebben wij de hond daarop aangesproken. Hij begreep het niet en wilde ook niet meewerken. We zijn godverdomme ruim drieënhalf uur bezig geweest om die stinkende Duitse herder in zo'n zakje te krijgen. Rot hond. Er stond trouwens niemand op de hondenhalte. Inderdaad...geen hond.

maandag 11 juli 2011

Verse veters


Mijn schoenen zijn paars. Ik vind dat een mooie kleur en ze waren zelfs voor echte Giorgio’s belachelijk goedkoop. Dat komt omdat niemand ze wil hebben, want wie gaat er nou in hemelsnaam in opzichtige paarse halfhoge schoenen de straat op? Ik. Incourante kleuren en modellen worden meestal winkeldochters. Zo werkt het in de handel. Wat niemand wenst te  kopen belandt linea recta in de uitverkoop en daar loop ik dan weer toevallig. Zo kocht ik ooit een bijna lichtgevend parkietgroen kostuum voor honderd gulden in het mooie Oisterwijk. Dertig procent uit rebelsheid en de rest omdat het een fijn pak was om te dragen. Heerlijke stof, goede kleur en nog belangrijker: ik voelde me er prettig in. Toegegeven, het was niet de werkkleding van een rayonmanager/verkoper van drukpersen. Dat was ik toen. Het 'grafisch bastion' was een mannenwereldje waar stijlvol donkerblauw en grijs in drie delen stilzwijgend was voorgeschreven. Parkietgroen is verschrikkelijk leuk als je een volière hebt of in een feestwinkel werkt, vond men. Achteraf vermoed ik dat mijn neerstortende verkoopresultaten hun oorsprong vonden in mijn Papageno-outfit en uiteindelijk hebben geleid tot de tekstschrijverij. Wie de schoen past, trekke hem aan. Bij deze. En dat brugt mij soepeltjes terug naar de pauspaarse schoen. Van de week trok ik de veter stuk. Altijd leuk als je haast hebt. Ze gaan stuk of ze raken verstrikt in een gordiaanse knoop net als de familie opgefokt en ingeklemd tussen koffers en tassen in de auto zit te wachten om op tijd op Schiphol te zijn. Deze keer gelukkig niet. Van de week heb ik alle tijd van de wereld. Probleempje: paarse schoenen hebben paarse veters. Ga die maar eens proberen te kopen bij de plaatselijke super, drogist, Hema of hakkenbar. Ze keken me aan alsof ik knettergek ben. Nou wil het toeval dat ik een paar dagen met vrouwlief in Utrecht op vakantie ben. Weer was niet echt je dát, dus wát gaan we doen? Hoera, hofjes! De VVV-hofjesroute lopen door historisch Utrecht is beslist een aardig idee voor een druilerige dag, maar deze jongen kon de concentratie niet vasthouden. Op tijd en op goed geluk 'mooi' en 'leuk' roepen dus. Maar ik dacht maar steeds aan mijn veterloze Giorgio's en nieuwe paarse veters. We sukkelden hoffelijk verder vanaf de dom door de Zadelstraat. Even een lichtpuntje! Prima Vista, de beste cadeauwinkel van Utrecht. Daarna de Mariaplaats op en voor het conservatorium links de Springweg in. Een hofje is een hofje, is een hofje, is een hofje. Daar ben je op een gegeven moment zo verschrikkelijk klaar mee! Toen ik van verveling tegen een winkelpui hing, viel mijn oog op de overkant. Er is altijd een overkant. En wat voor één. Op Springweg 11, woont en werkt ambachtelijk schoenmaker J.P. Versteeg. 'Veters op maat' staat er op de winkelruit! En echt ongelofelijk, binnen aan de wand hangen rekken met honderden rollen veter d'r op. Veters in de meest waanzinnige kleuren en dessins! Of ze ook paarse hebben, vraag ik. Die hebben ze. Ik kies enthousiast de meest paarse veter die ik kan vinden. Twee paar bestel ik van 95 centimeter lang. Overigens nooit geweten dat de uiteinden van een veter tegen het rafelen worden voorzien van veterpinken. Buiten is de zon gaan schijnen. Toeval? Vol energie vervolgen wij de hofjesroute richting het eerste de beste terras. Wijn! "Ze zijn wel erg paars, zo in het daglicht", merkt Gitta, mijn vrouw, op. "Die rodekole waren misschien wel beter." Gotver, ze heeft gelijk. Morgen fijn nieuwe verse veters halen. 

dinsdag 5 juli 2011

Gestreept vet

Kijk, dit ben ik. Gestreept als een Dalton. Obelix misschien. Nou denk je waarschijnlijk: Jezus, wat een pens heeft die gozer! Inderdaad, die heb ik. Zeker. Dat krijg je ervan als je met een groothoeklens onder je kin een plaat schiet. Een strak uitbulkbuikje. Sommige van mijn vrienden fietsen zich het leplazarus voor een snaarstrakke sixpack, een beter of nog slechter huwelijk of voor hun jongere vriendin. Op de fiets overwinnen ze zichzelf en HEEL hoge bergen, eten bergen gras, 'boarden' vrijwillig enorme hoeveelheden water en zitten op sektarische clubjes waar ze elkaar aanspreken op ongewenst gedrag en van je meer meer meer, sneller, harder, langer en nog maar weer een keer! Not me! Ik ben de 'gelukkige' bezitter van enig fysiek onvermogen en het niet blessurevrij kunnen sporten komt mij goed uit. Nee, dat ene been dat je op de foto mist heb ik nog. Dat is onder mij absoluut aanwezig. Prominent en dik.  Vertel ik je later. Maar die buik mag best een beetje weg, vindt bijna mijn hele familie. Behalve mijn prachtig(e) dansende dochter van 19. Die houdt van me zoals ik ben. Onvoorwaardelijk. Niet dat de rest niet van me houdt, maar die buik is wel een topic. "Komt van het zingen", piep ik dan onhoorbaar als verweer. En dat is een beetje waar. Zingen is naast schrijven mijn passie en dat vraagt om stem, adem, spiermassa en ademsteun. Ik heb de buik van een zanger vertel ik mijzelf. Jessy Norman zei ooit: "Een stem hoort te dobberen in het vet!" Klaar! Zo, en nou allemaal opsodemieteren met dat gezeik over mijn buik want die foto vertekent. Het zijn willekeurige, gestreepte spieren en ik ben gewoon een lief, zij het ietsje te zwaar, gestreept zwijntje. Van 61. Dat laatste vind ik soms een beetje jammer, maar oké. Voor de strakke buik en innige ontmoetingen met jezelf moet je bij mijn goede vriend Thomas Braun zijn. Als je van je gestreepte vet af wilt moet je zijn prettig geschreven boek tot je nemen. In dagelijkse doses met veel water. 'Ga toch fietsen' heet zijn boek. Hij schrijft vol humor over zichzelf, een pafferige veertiger die het stuur omgooide door het vast te pakken. Maar ja, net in de veertig... Hij een sixpack en ik de paarse tralies. Ik heb er vrede mee. www.thomasbraun.nl