dinsdag 30 augustus 2011

Erfelijke haarspeld

Kinderen doen van alles. Mijn schoonzus heeft ooit aan haar benen in een hoog klimrek gehangen. Zo lekker met haar bloeddoorlopen kop naar beneden. Lachen, gieren, brullen. Totdat haar grip verslapte en ze losliet. Helaas voor haar liep de uitvinder van de rubberen tegel nog in zijn korte broek. Maar gelukkig, voor zij met haar hoofd op de straat zou denderen, greep zij in een reflex naar haar hoofd. “Knnokkk!” deed haar hoofd toen ze de betonnen straattegels raakte. Lachen, gieren, brullen. Waar toch in hemelsnaam al dat bloed vandaan kwam, dat begrepen haar vriendinnetjes niet. Op haar hoofd zat niets. In plaats van haar hoofd vast te houden hield mijn mini-schoonzus huilend haar ineengeslagen knuistjes tussen haar knietjes geklemd. Een straaltje bloed sijpelde langs haar been. Vervelende dingen die haarspeldjes. Zeker als ze in je wijsvinger verdwijnen en die als een frikandel opensplijten. Het viel niet mee. Hechten dus. Ik geloof dat ze ook nog een hersenschudding had en als bonus een tand door haar lip. Allemaal leuk. Het is vijftig jaar na dato en nog steeds heeft ze een litteken op haar vinger. Niemand weet het. Niemand ziet het. Maar waarom vertel ik dit? Sommige dingen zijn erfelijk. Hamertenen, flaporen, mooi rood haar, flatulentie en grote neuzen. Je kan er niets aan doen en het kan zowel lastig als plezierig zijn. Erfelijkheid is gratis en je krijgt het van je ouders. Dat is een belangrijke manier van verwerven. Kopieergedrag is ook een manier om iets van je ouders mee te krijgen. Mijn schoonzus had last van haar gehavende rechterwijsvinger. Vooral omdat ze rechts is deed ze er alles aan om haar wijsvinger uit de volgspot te houden. Als zij iets aanwees dan deed en doet ze dat steevast met haar middelvinger. Een halve eeuw geleden was een opgestoken middelvinger in Nederland gewoon een opgestoken middelvinger. Niemand vond dat aanstootgevend. Inmiddels hebben we ons ontwikkeld en betekent het iets anders. We doen het in de auto naar medeweggebruikers, intimideren tegenstanders ermee en gebruiken het als pesterijtje onder vrienden. De prent boven dit stukje is de wijzende middelvinger van mijn stoere nicht, de dochter van mijn schoonzus. Zeker, ze heeft achttien jaar heel goed op haar moeder gelet. Hier wijst ze naar het plafond. Grappig. Maar...het is niet wat je denkt dat het is, en dat maakt het zo geestig. Kijk maar eens goed. Bij het 'fuckgebaar' toon je de geadresseerde de rug van je hand én je middelvinger. Zij, mijn nicht, laat de binnenkant van haar middelvinger en de nagels van haar drie vingers zien. En daar neemt niemand aanstoot aan. Waarom zouden ze ook. Het betekent namelijk geen ene 'fuck'.

woensdag 24 augustus 2011

De daad

1960. Vogels kunnen vliegen. De meeste dan. Dat is bijzonder handig en aangenaam als je een vogel bent. Je beschikt standaard over een helikopterview waar managers alleen maar van dromen en je kunt hippen waar je wilt. In Italië moet je even oppassen dat je niet dampend tussen de pasta belandt en voor roofvogels en de kat moet je wel uitkijken. Maar verder ben je als vogel zo vrij als jezelf. Als kind sprak ik met vogeltjes. Ik vond ze lief en grappig. Vogeltjes kwamen naar mij toe gedwarreld als ik op straat liep en verstonden wat ik zachtjes tegen ze fluisterde. Tenminste, dat dacht ik en dat voelde goed. Vogeltjes, zo vonden mijn ouders, waren ook een beter alternatief voor het meurende troebele aquarium met guppies en maanvissen van mijn broer. Zo nu en dan kwam er een verdronken visje boven drijven dat was gestopt met zwemmen. Ontbinden kon hij nog wel. En dat allemaal in een piepklein jongenskamertje met stapelbed in de Amsterdamse Freek Oxstraat 22". Het werden vogeltjes. Mijn vader kwam op een dag met een mooie vogelkooi aanzetten. Gekregen van een klant. Mijn broer mocht vogeltjes uitzoeken, want ze waren tenslotte voor hem. Bij de dierenwinkel op de Slotermeerlaan, tussen Slotania en de paardenslager, koos hij voor een Napoleonnetje, zebravinkjes, tijgervinkjes en een sijs. Ik hield van vogeltjes en beschouwde ze als vriendjes. Groot dilemma. Ik kwam als tienjarig knulletje in geestelijke nood. Onhoorbaar voor de rest van de familie bood ik de kwetteraars mijn excuses aan voor hun gevangenschap. Zielig was het. Zes prachtige vriendjes hipten van hun stokje in het witte zilverzand, knabbelden wat zaadjes uit het bakje, floten een droevig deuntje en dronken wat. Dag in dag uit. Behalve ’s nachts, dan ging er een doek over de kooi. Daarvoor waren ze natuurlijk geen vogels geworden. Vogels moeten buiten fladderen. Het was een grote sterfhuisconstructie. Het knaagde écht aan me. Mijn vrienden en kennissen dichten mij dierenhaat toe, maar het ligt absoluut genuanceerder. Ik vind nog steeds dat mensen mensen zijn en beesten beesten. Wij wonen hier en zij graag ergens anders. Dat is geen haat, dat is (dieren)liefde. 

Het was woensdagmiddag en warm. Graadje of dertig, strak blauwe hemel. Verlaten straten omdat bijna iedereen in de Sloterplas en het Jan van Galenbad dobberde. Toen deed ik het. Ik pakte de kooi en tilde hem voorzichtig op de vensterbank. Onder begeleiding van zachte geruststellende woordjes opende ik het getraliede deurtje aan de voorkant en tikte aan de achterkant mijn broers’ levende have voorzichtig naar de vrijheid. Dertig graden is een puik temperatuurtje voor tropische vogeltjes. Met een beetje geluk redden ze het. En die valk of sperwer? Tsja. That's life vriend en nou niet zeuren. Je bent een vrije vogel en géén gevangene, en dat is altijd beter. Broer niet blij. Ik wel. Nog steeds.

zaterdag 6 augustus 2011

Rare schaar

Een gele Utrechtse schaar. Wat een leuk idee. Plezierig verknipt en een kunstenaar waardig. Voor de kruising ligt hij op het fietspad aan mijn voeten. Plaats? Nachtegaalstraat in de rug met rechtsvoor de prachtige schouwburg van Dudok. Half verborgen onder een doorgetrokken witte streep van het fietspad. Klaar om het lint door te knippen. Ongetwijfeld geïnspireerd door de uitknipbonnen uit de Margriet voor een gratis pot uierzalf tegen tepelkloven. Langs de lijn uitknippen. Georganiseerde humor van een stel lollige studenten? Denk van niet. Ik heb er al fietsend door Utrecht maar één gezien. Maar wie heeft de moeite genomen om in zijn schuurtje op een verloren zondagmiddag uit een gevonden stuk triplex een schaarsjabloon te figuurzagen? En waarom?

Hij legt de afstandbediening van de tv op de gids. Het late nieuws is beëindigd. Zijn vrouw is ook deze avond zonder iets te zeggen naar bed gegaan. Hij wacht nog een paar minuten. Om 0.27 uur in de nacht van zondag op maandag klikt de voordeur bijna geruisloos achter hem in het slot. Hij is nerveus. Onder zijn jas klemt hij het triplexplankje met de eenbenige schaaruitsnede. In zijn rechterzak, naast de bos huissleutels met het balletje en de spikkeltjes, voelt hij de kleine gladde spuitbus met verf waarmee hij zijn modelvliegtuigjes spuit. Hij zucht met een stotter als hij vanaf de Maliesingel de Nachtegaalstraat in loopt. Het windt hem ongelofelijk op. Zijn hart stuitert voelbaar als een beatbox in zijn gortdroge keel en belet hem te slikken. Zijn ademhaling piept hoog als hij zich in een ondiep portiek onzichtbaar maakt. In de verte hoort hij het zingen van een fietsdynamo. Hij wacht tot de fietser voorbij is en volgt met zijn ogen het rode achterlicht de brug op. Stilte. Dan stapt hij naar voren in het volle licht van een straatlantaarn, steekt half de Nachtegaalstraat over en haalt midden op de straat met klamme handen de houten mal onder zijn jas tevoorschijn. Met trillende handen drukt hij het triplex zacht stuiterend op het asfalt en de witte streep. Niemand. Met een lange pssssshh en vier korte fffups, spuit hij snel de contouren van de gele schaar op het asfalt. Hij voelt het water achter zijn kaken door een plotseling opkomende misselijkheid. Gelukt! Met het plankje en de spuitbus in zijn handen verdwijnt de man met grote onzekere passen terug de Maliesingel op. Achter hem knipperen de stoplichten oranje wanneer hij golvend de adrenaline tegen een boom naar buiten pompt. Kick, kick, kick! Die nacht droomt hij zwetend over heldendom, motorraces, trapezenummers zonder net, bungeejumpen, raften, cobra's,  dikke deinende damesborsten, voorpaginanieuws en aanhoudend applaus. Tot de wekker hem thuisbrengt. Hij kijkt naar het bewegingsloze lichaam van zijn vrouw. In het weke vlees van haar borst priemt een eenbenige gele schaar. Hij glimlacht breed als hij op weg naar kantoor de kruising overfietst. Dit wordt een topdag!